De ziekte treedt in de meest gevallen op bij kleine kinderen en bij jong volwassenen. Bij de eerste groep patiënten blijven de verschijnselen vaag en wordt de diagnose dikwijls niet eens gesteld. De helft van alle kinderen heeft de ziekte voor het vijfde levensjaar reeds doorgemaakt. Van de volwassen patiënten heeft tachtig procent antistoffen voor klierkoorts aangemaakt, dit wil zeggen dat de meeste mensen de infectie in hun leven door zullen maken. De meesten van hen zijn hier echter niet van op de hoogte, de klierkoorts is bijna onopgemerkt verlopen in de vorm van een griepje of keelpijn.
De volgende verschijnselen kan men echter bijna altijd waarnemen bij iemand die last heeft van klierkoorts: lymfeklieren die op zijn gezwollen, een ontsteking van de keel en vermoeidheid. Verschijnselen als een gezwollen milt, een lever die is vergroot, huiduitslag, misselijkheid, koorts, geelzucht, hoest, oedeem (dikwijls rondom de ogen), een verlies van de eetlust en een drukkende pijn op de borst kunnen samen gaan met klierkoorts, maar dit is niet in alle gevallen *zo.
De* besmetting met klierkoorts gebeurt, naar deskundigen aannemen dikwijls door middel van het speeksel. Dit is dan ook de reden waarom klierkoorts eveneens de kusziekte genoemd wordt. Doordat de incubatietijd erg lang is, is dit echter haast in geen enkel geval te bewijzen. De besmetting vindt het meest vaak door mensen, die de ziekte al hebben gehad, plaats. Het Epstein-Barrvirus blijft namelijk heel het leven op een latente wijze aanwezig, en kan worden gereactiveerd en op die manier besmettelijk zijn. Bij vijftien tot twintig procent van de gezonde seropositieve volwassen personen is het virus in de keel aan te tonen. In de regel is dan eveneens bij een nieuw geval geen ziek persoon in de omgeving aan te wijzen als bron van besmetting.
Het Epstein Barr virus is net zoals onder andere het cytomegalie virus een...