Wanneer er men te maken heeft met nierfalen zal de concentratie van stikstofverbindingen en afvalstoffen zoals ureum en creatinine in het bloed omhoog gaan. Een oud medisch woord daarvoor is azotemie. Bij nierfalen kunnen eveneens kalium en natrium niet voldoende uit worden gescheiden. De vochtbalans komt ook in gevaar: gedronken vocht kan namelijk minder eenvoudig uit worden gescheiden. Het lichaam zal gaan verzuren doordat er geen H+ ionen meer weg kunnen worden gewerkt via de urine. De fosfaatbalans zal eveneens van slag raken wanneer er sprake is van nierfalen. Er ontstaat dikwijls anemie door een gebrek aan EPO. Dit is het hormoon een stimulans is voor de vorming van rode bloedcellen. De bloeddruk ondermeer ten gevolge van overvulling oplopen. Verder verliest het lichaam waardevolle stoffen, zoals bijvoorbeeld eiwitten, omdat de nieren dergelijke stoffen niet langer vast kunnen houden. De hoeveelheid eiwit welke dan uit wordt gescheiden met de urine, wordt de eiwitklaring genoemd en is een maatstaf voor de ernst van het nierfalen.
Vroeger waren patiënten die aan dit syndroom lijden onvermijdelijk ten dode opgeschreven. De dodelijke afloop van het nierfalen kon wel wat uit worden gesteld door een streng dieet te volgen, met een eiwit- en vochtbeperking om op die manier de nieren zomin mogelijk te belasten.
Vandaag de dag kunnen patiënten met nierfalen soms gebruik maken van een kunstnier. Door nierdialyse kunnen zij dikwijls jarenlang in een goede conditie gehouden worden en na een niertransplantatie weer een normaal leven leiden weliswaar met medicatie maar zonder dieet