Een epidurale verdoving kan een negatieve invloed hebben op de hartslag van de moeder en de bloeddruk van de moeder en de baby. Om deze problemen op te lossen is medicatie nodig. Wordt er hersenvocht gelekt wat bij elke ruggenprik mogelijk is dan kan de moeder hevige hoofdpijn krijgen die tot een week kan aanhouden. Ook hiervoor moeten medicijnen toegediend worden. De ingang van de katheter kan geïnfecteerd raken waardoor er ook medicatie nodig is. Veel vrouwen houden aan een epidurale verdoving rugpijn over. De bijwerkingen- of het risico daarop nemen vaak toe als er medicatie toegevoegd moet worden. Dit kan gebeuren als de epidurale verdoving te licht is of niet goed verspreid in het lichaam. Sommige vrouwen krijgen een jeukreactie op de medicatie die bij een epidurale verdoving wordt gebruikt. Ook hiervoor wordt medicatie aanbevolen.
Bij een zwaardere epidurale verdoving gaat een bevalling langzamer dan normaal wat nadelig voor de baby kan zijn. Het risico op bijvoorbeeld een vacuüm- of tangverlossing is groter dan bij een bevalling zonder epidurale verdoving. Bij een zwaardere epidurale verdoving kan een katheter voor de urine nodig zijn. Ook een ernstig risico bij een epidurale verdoving die eigenlijk niet slechts als bijwerking aangemerkt kan worden is een verlamming. Ook kunnen er stuiptrekkingen optreden en ademhalingsmoeilijkheden bij moeder en kind. Normaal gesproken moeten de bijwerkingen van een epidurale verdoving binnen enkele uren helemaal verdwenen zijn. Toch zijn er vrouwen die nog maandenlang last hebben van gevoelloosheid op bepaalde plaatsen op het onderlichaam. De zeer ernstige bijwerkingen komen gelukkig niet zo heel vaak voor.