Er kunnen dus aanvallen voorkomen welke op epileptische insults lijken maar die niet-epileptisch zijn. Zodra de oorzaak van de aanvallen niet vanuit de hersenen afkomstig is, wordt dit niet als epilepsie aangeduid. Verder kan het voorkomen dat deze door bepaalde omstandigheden is uitgelokt. Zo’n insult wordt eveneens een gelegenheidsaanval genoemd. Daarbij is wel sprake van een epileptische aanval, maar het risico op een volgende aanval gering. Na een eerste aanval wordt (in veel gevallen) geen behandeling opgestart, omdat er namelijk geen tweede meer hoeft te volgen in de toekomst. Van epilepsie wordt pas gesproken op het moment dat iemand met de nodige regelmaat aanvallen krijgt en bovendien medische onderzoek uit heeft gewezen dat de aanvallen het gevolg zijn van een stoornis in de hersenen.
Epilepsie kan aan zijn geboren of later in het leven pas optreden. In sommige gevallen is er een aantoonbare oorzaak (symptomatisch) maar dikwijls is deze er ook niet (idiopatisch). Verworven epilepsie kan na een hersenbeschadiging zijn ontstaan, bijvoorbeeld na een geboorteletsel, na een ernstige hersenschudding of als gevolg van een beroerte. Overige oorzaken van epilepsie zijn een prikkeling door een tumor die zich in de hersenen bevindt of door een ontsteking van de hersenen, maar eveneens een genetische afwijking kan dit *veroorzaken.
Een* diagnose van epilepsie wordt in de regel gesteld op basis van de kenmerkende symptomen en aan de hand van een gemaakt elektro-encefalogram (een EEG ofwel een hersenfilm), dat bij de verscheidene soorten insults typerende stoornissen laat zien. Een MRI-Scan kan overigens geen epilepsie aantonen, wel kan op het moment dat er epilepsie vast is gesteld de oorzaak ervan door een MRI duidelijk worden, indien er sprake is van een afwijkingen op de plaats in de hersenen waar de epilepsie veroorzaakt is.