In tegenstelling tot een vleesproduct dient vegetarische voeding samen te worden gesteld. Bonen en granen vormen complementaire plantaardige eiwitten welke als bij elkaar de behoefte aan volwaardig eiwit kunnen dekken. De van nature aanwezige hoogwaardig samengestelde eiwitten (met andere woorden: alle aminozuren zijn in één product aanwezig) van eieren, vlees en zuivel hebben eveneens een nadeel: deze moeten door de spijsvertering af worden gebroken, waarbij vervolgens stoffen zoals bijvoorbeeld ammoniak vrij zullen komen welke een nadelige invloed kunnen hebben op de opname van vitamine D.
De vegetariër stelt de nodige eiwitten samen met elkaar aanvullende, plantaardige eiwitten welke bij elkaar even hoogwaardig zijn als van producten die van dieren afkomstig zijn. Dit is mogelijk door een combinatie van peulvruchten en granen welke ieder een aminozuur in ruimere mate bezitten welke de andere net iets minder hebben. Granen bevatten bijvoorbeeld de aminozuren methionine en cysteïne die in peulvruchten minder aanwezig zijn. De peulvruchten echter bevatten in grote hoeveelheden het aminozuur lysine, dat juist minder in granen gevonden zal worden. *
Verder* moet een vegetariër er op letten dat er extra voedingsstoffen bij de maaltijd binnen krijgt: (voornamelijk wezenlijke vetzuren, ijzer en vitamine B12), zodat men een volwaardige maaltijd gebruikt en geen tekorten opzal lopen (dit geldt trouwens eveneens voor vleeseters; vlees is immers nooit een vervanger van een goede en tevens een gevarieerde voeding).