Als parasiet is een teek voor voeding volledig afhankelijk van de bloed- en weefsel vloeistof van een gastheer, wat zowel een mens als een (huis)dier kan zijn. Teken bevinden zich in duinen, bossen maar eveneens in tuinen. Teken gedijen in een vochtige omgeving en leven normaliter dichtbij potentiële gastheren.
Een teek klimt in struiken, grassen en kreupelhout en wachten daar tot een gastheer dichtbij komt en grijpen zich hieraan vast. Teken detecteren potentiële gastheren door uitgestraalde lichaamswarmte, de uitstoot van kooldioxide en wellicht ook door geuren. Een teek blijft normaliter lager dan een meter boven de grond en kan niet vliegen of springen. Dat een teek zich uit een boom laat vallen wanneer een gastheer langsloopt, is waarschijnlijk een misverstand. Een teek kan langs de benen van een gastheer omhoog klimmen en zich bij voorkeur in huidplooien nestelen, maar eveneens op een arm of been.
De teek zuigt bloed met een speciale steeksnuit welke van weerhaken is voorzien, dat de teek inbrengt in de huid en waarmee deze zich verankert. Aan beide kanten van de steeksnuit bevinden zich de palpen welke de steeksnuit beschermen zodra deze niet gebruikt wordt. In het speeksel van de teek zit naast een verdovende stof eveneens een stof welke de bloedstolling tegengaat. Daardoor wordt de beet niet gevoeld, en kan de teek zich ongemerkt neerzetten. Een teek kan een paar dagen tot wel een week lang op een gastheer blijven zitten.
Uit het recentelijk onderzoek naar teken bleek van de onderzochte exemplaren gemiddeld 23,6 procent geïnfecteerd te zijn met borrelia burgdorferi. Een volwassen vrouwtjes teek die bacteriën bij zich draagt kan deze aan een gedeelte van haar eitjes doorgeven.