De gynaecoloog maakt een bikinisnede van ongeveer tien tot vijftien centimeter. Inwendig wordt er een verticale snede gemaakt van de hoogte bij het schaambeen tot net onder de navel. Daarna worden de vetlaag en bindweefsellaag losgemaakt. Nu kan de gynaecoloog de buikholte in, hier worden eerst de lange buikspieren opzij gelegd. De blaas ligt voor een gedeelte over de baarmoeder, ook deze moet opzij. De blaas wordt losgemaakt en naar beneden geschoven. Nu ligt de baarmoeder vrij. De gynaecoloog maakt een snede over de baarmoeder en haalt het kindje naar buiten.
De navelstreng wordt doorgeknipt. In de meeste gevallen mag de moeder als zij een ruggenprik heeft gehad de baby hierna meteen even vasthouden. Om het samentrekken van de baarmoeder te stimuleren en ontstekingen te voorkomen worden via het infuus de nodige medicijnen toegediend. Als de moederkoek is geboren moet de gynaecoloog alles weer terug op de plaats brengen en hechten. Vervolgens wordt de bloeddruk gecontroleerd en het bloed- en urineverlies wordt gemeten. In sommige gevallen wordt een drain aangebracht voor vochtafvoer uit de buikholte. Na de keizersnede beginnen de naweeën, de pijn wordt behandelt met pijnstillers. Ook wordt er een injectie tegen trombose gegeven. Op de tweede dag na de keizersnede worden het infuus en eventuele slangetjes verwijdert. De uitwendige hechtingen worden na een week verwijdert. Het verloop van een onverwachte keizersnede hangt af van de situatie.