Met dialyse kan ongeveer acht tot tien procent van de normale functie van de nier over worden genomen. Dit is genoeg om voorname lichaamsfuncties in stand te houden, maar onvoldoende voor een volledige gezondheid. Bij een niertransplantatie krijgt men een nieuwe nier van een donor. Wanneer deze donornier goed werkt wil dit in principe zeggen dat men over vijftig procent van de nierfunctie beschikt. Dit maakt een groot verschil in vergelijking met de situatie tijdens de dialyse. Anders dan bij een dialyse waarbij de nierfunctie op een laag niveau stabiel werd gehouden en waarbij men toch door de verminderde werking van de nieren nog altijd klachten houdt, gaat de algemene gezondheidstoestand met een donornier fors vooruit. Eveneens het belastende schema van het dialyseren zal door een transplantatie verdwijnen.
In principe komt iedere patiënt met dialyse in aanmerking voor een niertransplantatie. De meest belangrijke beperkende factor daarbij is een slechte algemene conditie van een betreffende patiënt. Hoewel leeftijd op zich geen criterium is, komen bij oudere mensen dikwijls meerdere ziekten en gezondheidsproblemen voor. Dit zal de kans op een geslaagde niertransplantatie kleiner maken.
Ondanks de zorgvuldige selectie die uit wordt gevoerd voor de transplantatie, door bijvoorbeeld weefseltypering en overige onderzoeken, blijft er altijd een zekere kans bestaan op afstoting van de donornier. Circa een kwart van de
getransplanteerde patiënten krijgt daar één of zelfs meerdere malen mee te maken. Bij afstotingsreactie gaat de nier slechter functioneren en soms zelfs verloren.
De verschijnselen welke bij afstoting op kunnen treden zijn een verminderde productie van urine evenals een hoge bloeddruk. Koorts komt, bij het gebruik van de nieuwste medicatie, als fenomeen minder voor. Dikwijls is het mogelijk om met medicatie de afstoting de kop in te drukken. Als dit mislukt dan gaat de nier verloren.