De eerste echte zwemslagen die geleerd worden is de schoolslag en op de rug zwemmen. Bij de schoolslag wordt met krachtige bewegingen van de armen en benen zoveel mogelijk water weggeduwd. Bij de rugslag worden dezelfde bewegingen gemaakt maar is het ook de bedoeling dat je kunt blijven drijven. Door de handen in de zij te plaatsen kun je met de rugslag goed trainen voor krachtige beenspieren. Met de schoolslag kun je trainen voor krachtige armspieren als je de benen stilhoudt en alleen met de armen zwemt. Dit wordt ook wel gekscherend de zeehondjesslag genoemd.
Bij de borst- en rugcrawl worden de armen boven water gebracht, je klieft als het ware door het water. De benen worden op en neer bewogen. Hoe sneller je de armen door het water kunt draaien hoe harder je zwemt. Veel mensen vinden dit een van de vermoeiendste zwemslagen. Bij de vlinderslag maak je dezelfde beweging om vooruit te komen als bij de borstcrawl alleen maak je hierbij geen links- rechts bewegingen maar gelijkmatig. De armen worden gelijktijdig boven- en in het water gebracht en de benen gaan gelijktijdig naar boven en beneden. De vrije zwemslag is bedoeld om zwemslagen te mixen. Je kunt bijvoorbeeld met je armen de schoolslag doen en met je benen op en neer gaan zoals bij een borstcrawl. Bij alle zwemslagen is een goede ligging in het water belangrijk. Vooral de benen zijn nogal eens een probleem. Je moet zo horizontaal mogelijk in het water liggen.