Bij de meeste borstkankerpatiënten is het nodig om de tumor door middel van een chirurgische ingreep weg te halen. Bij tamelijk kleine tumoren (stadium Tis, T1 en T2) kan men vaak kiezen tussen een borstsparende operatie, waarbij enkel de tumor en een gering gebied hieromheen weg wordt gehaald, of een volledige verwijdering van de borst. Bij grotere tumoren is er helaas in bepaalde gevallen geen keuze meer en dient heel de borst weggehaald te worden. Indien de tumor niet operabel is (te groot of ingegroeid in de borstwand) dan zal er dikwijls neo-adjuvante chemotherapie worden gegeven. Neo-adjuvant wil zeggen dat het voorafgaand aan de operatie wordt gegeven, met tot doel de tumor minder groot te maken. Eveneens de losse, circulerende kankercellen worden daarmee aangepakt zodat het risisco verkleind wordt dat de kanker terugkeert.
De lymfeklieren in de oksel bij de borst is aangedaan is dienen vaak te worden onderzocht door een patholoog, omdat daarin wellicht kleine uitzaaiingen zitten, welke men met het blote oog, met röntgenfoto’s of echo’s niet vast kan stellen. Dikwijls wordt daarvoor tijdens de operatie een schildwachtprocedure uitgevoerd, waarbij men de schildwachtklier opspoort waar het tumorgebied rechtstreeks op draineert. Deze lymfeklier wordt weggehaald en nog tijdens de operatie door een patholoog nagekeken.
Na een operatie volgt er vaak bestraling van de geopereerde borst. Radiotherapie verkleint het risico op de terugkeer van de borsttumor. Hoewel borstkanker alsmaar meer voorkomt, neemt de sterfte af. Dit is voor een aanzienlijk deel te danken aan de behandeling hiervan met diverse medicijnen. Geneesmiddelen tegen borstkanker zijn eveneens bedoeld om het risico op de terugkeer te verkleinen, of om de hoeveelheid kankercellen te verminderen.