De aandacht welke bepaalde erfelijke factoren kregen in de media met de kankergenen BRCA-1 en BRCA-2 heeft een grote onrust teweeg gebracht en onnodige aandacht op de erfelijkheid als fenomeen bij het ontstaan van borstkanker gevestigd. Verder is de farmaceutische industrie daarop ingesprongen met als achterliggende idee om een medicijn te kunnen ontwikkelen dat een dergelijk probleem op zou kunnen gaan oplossen. Uit wetenschappelijke studies is vast komen te staan dat maar drie procent van alle gevallen van borstkanker toe zijn te schrijven aan het fenomeen erfelijkheid. Het feit dat men erfelijk belast is met één van de betreffende genen wil echter nog niet per definitie zeggen dat men ook daadwerkelijk borstkanker zal krijgen.
Er bestaan tenminste een viertal voorname factoren welke beïnvloed worden door de voeding. Een groot aantal van dergelijke bevindingen werden gedaan door wetenschappelijke studies die werden bevestigt in de meest grote dieet studie die ooit is gedaan ter wereld; te weten de zogenaamde China Study.
Zo neemt de kans dat een vrouw borstkanker krijgt toe op het moment dat zij een dieet volgt dat veel dierlijke voeding en bewerkte koolhydraten bevat. Maar ook een vrouw die reeds op jonge leeftijd haar eerste menstruatie krijgt en laat in de menopauze komt heeft een verhoogd risico op het ontwikkelen van borstkanker. Verder hebben vrouwen die een hoog gehalte aan vrouwelijke hormonen in hun bloed hebben een grotere kans op deze ziekte net zoals de vrouwen bij wie het cholesterolgehalte in het bloed hoog is.
Met andere woorden naast de voeding die een vrouw nuttigt is bij borstkanker eveneens een voorname rol weggelegd voor hormonale invloeden. Een vrouw loopt meer risico op het krijgen van borstkanker op het moment dat zij: reeds op jonge leeftijd menstrueert en wanneer zij pas op latere leeftijd in de overgang komt. Maar ook erfelijkheid speelt hierbij een rol van belang die zeer zeker niet mag uit worden gesloten.