Bijziendheid* is overigens geen ziekte, maar een refractiefout in het optische systeem van het oog. De accommodatie zorgt ervoor dat de lens gespannen zal worden afhankelijk van de afstand tot het object, zodat de afbeelding scherp geprojecteerd zal worden op het netvlies. Een verminderd vermogen tot accommoderen, een te lang oog of een licht afgeplat oog leidt ertoe dat de afbeelding scherp geprojecteerd wordt nog voor het netvlies. De ooglengte is in een dergelijke situatie dus te lang en de ooglens te sterk.
De afwijking begint zich in de meeste gevallen vanaf een leeftijd van acht tot twaalf jaar te ontwikkelen en in de tienerjaren wordt deze langzamerhand meer naarmate het oog groeit en hiermee de lengte van het oog toeneemt. Het brandpunt binnen het oog zal zich dan verder voor het netvlies gaan bevinden. Op het ogenblik dat men de volwassenheid heeft bereikt dan blijft de refractiefout in de meeste gevallen echter stabiel.
De indeling van afwijkingen aan de ogen, zoals ver- en bijziend, en hun verklaring en correctie werden door Franciscus Cornelis Donders uitgedach5t. De sterkte van de refractiefout kan worden gemeten door een oogarts, een opticien of een optometrist. Deze refractiefout wordt uitgedrukt in de dioptrie van de nodige lenzen. Hoe hoger de refractiefout is, hoe dichterbij het object gehouden dient et worden gehouden om scherp waargenomen te kunnen worden. Bij bijziende mensen ziet men daarom vaak dat zij, als het ware, met hun neus in een boek zitten.